De ethische cyclus:
Ethische cyclus: stappenplan
Ø fase 1: probleemformulering
Ø fase 2: probleemanalyse
Ø fase 3: genereren van handelingsmogelijkheden
Ø fase 4: oordeelsvorming
Ø fase 5: reflectie en besluitvorming
Ø Casus:
Een werknemer van de Gezondheidsdienst voor dieren komt maandelijks bij de veehouder van bedrijf X op bezoek. De veehouder wil met zijn bedrijf gaan uitbreiden, hij plaatst een grote hoeveelheid extra koeien in zijn bestaande stal. De werknemer weet bijna zeker dat zoveel dieren te weinig bewegingsvrijheid krijgen, wat in strijd is met de GWWD. De werknemer weet alleen zeker na een gesprek met de veehouder van bedrijf X dat hij bij aangifte bij de AID de klant verliest. De veehouder van bedrijf X wil er niets mee van horen. Wat moet hij doen?
Ø Fase 1: Morele probleemstelling
Behoort de werknemer van de GD niets te doen met de vermoedens die hij heeft over bedrijf X over te kleine hokken voor de koeien, ook al conflicteert dit met het feit dat dit gemeld moet worden bij de AID en niet correct is volgens de GWWD?
Ø Fase 2: Probleemanalyse
Stakeholders en hun belangen:
- De directie van de GD: Het behouden van een goede reputatie, continuering van het bedrijf en het behouden van de klant.
- De werknemer: Goede band met veehouder behouden, klant niet kwijtraken, baan behouden.
- Bedrijf X: Imago behouden, geen bemoeienis van de werknemer
- Dieren: meer bewegingsvrijheid (meer m2 per koe), vrij van ongerief
- De directie van de GD: Het behouden van een goede reputatie, continuering van het bedrijf en het behouden van de klant.
- De werknemer: Goede band met veehouder behouden, klant niet kwijtraken, baan behouden.
- Bedrijf X: Imago behouden, geen bemoeienis van de werknemer
- Dieren: meer bewegingsvrijheid (meer m2 per koe), vrij van ongerief
Mogelijke waarden:
-Goede reputatie/imago van zowel de GD als van bedrijf X
-Baan behouden (werknemer)
-In strijd met GWWD, melden bij de AID
-Klant behouden
Omstreden feiten:
Uit de casus wordt niet duidelijk of het bedrijf daadwerkelijk te kleine hokken heeft en of de veehouder van bedrijf X al maatregelen aan het nemen is.
Ø Fase 3: Handelingsmogelijkheden
Ø Fase 3: Handelingsmogelijkheden
De handelingstrategie die het beste eerst gebruikt kan worden is de strategie van het aankaarten op hoger niveau. Iemand die in een beter positie zit kan de keuze van wel of niet aangeven het beste beslissen. De consequentie ligt dan ook niet meer bij de werknemer zelf. Als de werknemer dit in samenwerking met andere werknemers van de GD moet beslissen dan is de zwartwitstrategie het eenvoudigst. Dan kom je tot een duidelijk oordeel, het wel of juist niet doen van een handeling.
* De werknemer laat het hierbij en spreekt zijn vermoedens niet uit bij de AID.
* De werknemer gaat alsnog de dialoog aan met de veehouder, ongeacht de consequenties.
* De werknemer bespreekt zijn vermoedens met de directie
* De werknemer meldt zijn vermoedens bij de AID
* De werknemer laat het hierbij en spreekt zijn vermoedens niet uit bij de AID.
* De werknemer gaat alsnog de dialoog aan met de veehouder, ongeacht de consequenties.
* De werknemer bespreekt zijn vermoedens met de directie
* De werknemer meldt zijn vermoedens bij de AID
Ø Fase 4: Ethische oordeelsvorming
-Eigen intuïtie: Ik zou mijn vermoedens eerst delen met de baas en uitgaan van zijn beslissingen, maar wel duidelijk maken dat is serieuze twijfels heb.
-Gevolgenethiek:
Utilisme (Betham):
Betrokkenen | Positieve gevolgen | Negatieve gevolgen |
Werknemer | Relatie met boer in stand houden, baan behouden, plicht ++ | Vermoedens mogelijk toch onjuist, veehouder is bezig met aanpassingen, baan verliezen -- |
Bedrijf X | Niet in strijdt zijn met de GWWD + | Vertrouwen dierarts kwijt, imago bedrijf verslechtert, welzijn dieren op het bedrijf in strijdt met de GWWD - |
Directie | Klant behouden, voldoen aan de plicht om vermoedens te melden bij de AID + | Klant gaat weg, vermoedens onjuist, imago van het bedrijf wordt geschaad - |
Dieren | Meer bewegingsvrijheid ++ | Situatie blijft onveranderd of verslechterd -- |
Het uitspreken van de vermoedens van de werknemer bij de AID heeft een grotere negatieve impact dan dat het waarschijnlijk iets positief oplevert.
Conclusie Utilisme: niet melden bij de AID.
Vrijheidsbeginsel (Mill): De werknemer ondervindt er meer negatieve dingen uit bij het uitspreken van zijn vermoedens, maar het leed bij de dieren is wel groot.
Conclusie vrijheidsbeginsel: wel melden bij de AID
Beginselenethiek (Kant):
Universaliseringsbeginsel: maxime is: “Wanneer een veehouder aangeeft dat de werknemer zich niet moet bemoeien met zijn zaken dan accepteer je dat”. De vraag is nu of je wilt dat deze maxime een algemene wet zou worden. Je kunt je hier op grond van de GWWD niet aan houden. Het veehouderij bedrijf moet voldoen aan de regels die staan in de GWWD.
Conclusie universaliseringsbeginsel: wel melden bij de AID
Wederkeringheidsbeginsel: Als de werknemer er niet voor kiest om de vermoedens over te kleine hokken uit te spreken bij de AID, dan behandelt de werknemer de dieren als middel. Door de vermoedens niet uit te spreken heeft de werknemer alleen het eigen doel voor ogen, zonder daarbij rekening te houden met het welzijn van de koeien.
Conclusie wederkeringheidsbeginsel: wel melden bij de AID
Deugdenethiek (Aristoteles):
Een deugdzame werknemer dient zich te houden aan de afspraken, het leveren van uitstekend werk, zich betrokken te voelen en alert te zijn op veiligheid, ook dient de werknemer initiatief te nemen voor het verbeteren van werkprocessen.
Als de werknemer het initiatief neemt om zijn vermoedens uit te spreken dan zal hij de leefomgeving van de koeien mogelijk kunnen verbeteren. Daar tegen over staat dat het bedrijf (mogelijk) een klant verliest.
Conclusie deugdenethiek: Ligt geheel aan het karakter van de werknemer. De handelende persoon staat centraal.
Zorgethiek:
Ook al heeft de ondernemer deze vermoedens hij zal deze nooit uitspreken bij de AID, omdat hij de relatie met de veehouder in stand wil houden.
Conclusie: niet melden bij de AID.
Bedrijfscode:
5.4. Tenzij anders is overeengekomen, zal GD de tot de veestapel van opdrachtgever herleidbare onderzoeksresultaten uitsluitend verstrekken aan de Opdrachtgever, zijn dierenarts en derde(n) waartoe de Opdrachtgever direct of indirect heeft ingestemd.
5.5.De geheimhoudingsplicht van GD geldt niet voor zover GD rechtens verplicht is die geheimhouding te doorbreken en op verzoek van de daartoe bevoegde autoriteiten. Evenmin geldt de geheimhoudingsplicht wanneer en in zover GD ernstig gevaar voor personen of dieren van derde(n) constateert. In dat geval zal GD bij voorkeur Opdrachtgever daarvan tevoren in kennis stellen.
De bedrijfscode geeft dus aan dat de GD de geheimhouding mag doorbreken op verzoek van de daartoe bevoegde autoriteiten, de AID in dit geval. De opdrachtgever moet wel van tevoren op de hoogte worden gesteld. De werknemer van de GD moet de veehouder van bedrijf X dus nog inlichten.
Ø Fase 5: Reflectie
Kritiekpunten utilisme:
-Geluk is niet objectief meetbaar
-Het utilisme kan leiden tot uitbuiting
-De gevolgen zijn onvoorspelbaar, onbekend of onzeker
-Probleem van de distribuerende rechtvaardigheid
-Het utilisme negeert persoonlijke relaties
-Het utilisme is een lege morele theorie
Kritiekpunten theorie van Kant:
-De theorie geeft geen oplossing bij tegenstrijdige normen
-De theorie is erg recht-toe-recht-aan, het laat geen uitzonderingen toe
-De theorie heeft geen oog voor de gevolgen van een handeling
Kritiekpunten deugdenethiek:
-De deugdenethiek geeft geen concrete aanwijzingen over hoe er gehandeld dient te worden
-Deugden scheppen wel verwachtingen, maar zijn geen maatstaf voor een oordeel over het handelen
-Het hebben van de juiste deugden is nog geen garantie voor moreel juist handelen
Kritiekpunten zorgethiek:
-Het is vaak onduidelijk wat “zorg” precies inhoudt
-De zorgethiek geeft geen concrete aanwijzingen over hoe er gehandeld dient te worden
Geeft het ethisch denkkader een reden om mijn aanvankelijk intuïties over de moraliteit van deze handeling te onderschrijven? Of heb ik eigenlijk andere redenen, die afwijken van het ethisch kader, om dit goed te vinden? Zo ja, welke dan, en waar komen deze in conflict met het ethisch denkkader?
Mijn eigen intuïtie is: Ik zou mijn vermoedens eerst delen met de baas en uitgaan van zijn beslissingen, maar wel duidelijk maken dat ik serieuze twijfels heb.
Met de theorie van Kant zet je de kosten en baten tegenover elkaar, daarbij kom je tot de conclusie dat je geen stappen moet ondernemen.
Met de theorie van Mill moet je iets doen met je vermoedens, omdat het leed bij de dieren ook groot is. De theorie van Mill legt meer gevoel in de beslissing. Je eerste stap zou dus zijn dat je binnen je eigen bedrijf tot een besluit komt.
Met de theorie van Kant ben je verplicht om je vermoedens te melden, ongeacht de consequenties. Je moet namelijk handelen volgens een maxime. Je mag de dieren niet gebruiken enkel als middel om er zelf economisch op vooruit te gaan.
Met de theorie van Aristoteles ligt de keuze geheel bij de karaktereigenschappen van de ondernemer. De deugdenethiek geeft ook geen concrete aanwijzingen over hoe er gehandeld dient te worden.
De zorgethiek richt zich met name op het in stand houden van de relaties. Bij deze theorie zal de werknemer zijn vermoedens niet uitspreken. Zo voorkomt hij dat de relatie tussen de veehouder en het bedrijf, in dit geval dus de GD niet verslechterd.
"Moreel aanvaardbare handeling is om de bedrijfscode met het vrijheidsbeginsel van Mill te combineren, de gevolgen van de casus verdienen zeker de aandacht".
Deze bronnen heb ik gebruikt:
* Deinema, Jaap (A)-Harmans, Gerard M.L. (A, Tenerife; Reisgidsen)
* Rogers, Stillman (AT)-Falleyn, Inez (A)-Lorimer, Marie (A) – Tenerife; Reisgidsen (TW)
* Google
* Royakkers, L., Pieters, A., Verantwoord ondernemen, HB-Uitgevers, Baarn 2007
* Geboers, D. figuur. 13 juni 2011.
* GD Deventer
* Voorbeeld argumentenkaart